
“Waking up to who you are requires letting go of who you imagine yourself to be.” – Alan Watts
Je kunt pas écht ontdekken wie je bent, als je stopt met proberen iemand te zijn die je denkt dat je moet zijn.
Altijd bezig om te voldoen
We groeien allemaal op met een beeld van wie we zouden moeten zijn. De harde werker. De leuke vader. De sterke man. De sociale collega. En zonder dat we het doorhebben, bouwen we onze identiteit om dat beeld heen. Alsof we een rol spelen in een film die ooit door iemand anders is geschreven.
Ik herken het zelf ook. In een gesprek met anderen, waar ik me niet op mijn gemak voel, wil ik slim overkomen. Op mijn werk wil, en moet, ik presteren. Thuis wil ik ontspannen zijn. En voor ik het weet, pas ik me overal een beetje aan. Tot er weinig van mezelf overblijft.
Het gekke is: we doen het met de beste bedoelingen. We willen aardig gevonden worden, succesvol zijn, ergens bij horen. Maar dat verlangen om “goed” te zijn, maakt ons vaak juist moe. Omdat we continu bezig zijn om iemand te lijken — in plaats van gewoon te zijn.
Het is een subtiel verschil, maar een groot verschil in gevoel. De ene manier van leven is een voortdurende inspanning. De andere een soort vanzelfsprekendheid. En ergens onderweg vergeten we hoe die vanzelfsprekendheid voelt. We raken gewend aan spanning. Aan het idee dat je pas oké bent als je voldoet aan iets of iemand.
De rollen die we spelen
Veel mensen bouwen hun identiteit op rond verwachtingen en beelden:
- “Ik ben een harde werker.”
 - “Ik moet succesvol zijn.”
 - “Ik wil sterk, slim of aantrekkelijk gevonden worden.”
 
Maar die beelden zijn meestal aangeleerd. Van ouders, school, of simpelweg de cultuur waarin we leven. Ze klinken goed, maar ze zeggen weinig over wie je vanbinnen bent. En zolang je eraan vasthoudt, leef je eigenlijk op afstand van jezelf, van je verlangens, je kwetsbaarheid en je intuïtie.
Het probleem is niet dat we rollen hebben. Het probleem is dat we erin blijven hangen. Dat we vergeten dat het rollen zijn — tijdelijke vormen, geen identiteit. Wie alleen nog leeft als ‘de harde werker’, kan niet meer gewoon lui zijn. Wie altijd ‘de leuke collega’ is, durft niet chagrijnig te zijn. En wie altijd sterk wil zijn, voelt zich mislukt zodra hij wankelt.
Zo ontstaan maskers. Niet expres, maar uit gewoonte. We trekken ze aan, omdat ze veiligheid geven. En we houden ze op, omdat we bang zijn dat iemand anders het masker nodig heeft om ons leuk te vinden.

Voorbeelden uit het dagelijks leven
Kijk eens om je heen (of in de spiegel):
- Iemand die zichzelf ziet als ‘de succesvolle ondernemer’ durft geen hulp te vragen of fouten te maken en raakt uiteindelijk opgebrand.
 - Iemand die zichzelf ziet als ‘de leuke moeder’ negeert haar eigen behoeftes, tot ze haar spontaniteit verliest.
 - Iemand die denkt “ik ben niet creatief” durft niet te schilderen, schrijven of spelen en mist een belangrijk stuk van zichzelf.
 - Iemand die in elk gezelschap met iedereen mee wil praten, zegt vooral wat de ander wil horen en voelt zich leeg zodra hij alleen is.
 - Iemand die steeds van mening wisselt om erbij te horen, weet na een tijd niet meer wat hij zélf eigenlijk vindt.
 - Iemand die zich voordoet als de ‘grappenmaker van de groep’ durft niet serieus te zijn, zelfs niet als hij zich rot voelt.
 - En iemand die altijd zegt dat het goed gaat, verliest langzaam het vermogen om echt eerlijk te zijn, zelfs tegen zichzelf.
 
Dat zijn geen slechte mensen. Het zijn mensen die te lang hebben geprobeerd “goed” te zijn. Te passen in het plaatje. Maar ergens onderweg raken ze kwijt wie ze echt zijn.
Wat er eigenlijk gebeurt
Als je jezelf continu aanpast, zeg je onbewust: “Wie ik ben, is niet genoeg.” En dat is een vermoeiende overtuiging. Het zorgt ervoor dat je constant alert bent — op hoe je overkomt, wat anderen denken, of je het goed doet. Je leeft dan vanuit spanning in plaats van vanuit rust.
We zijn zo gewend om onszelf te beoordelen op hoe we “moeten” zijn, dat we vergeten hoe het voelt om gewoon te zijn. Zonder rol. Zonder imago. Zonder dat stemmetje dat zegt dat je meer of beter moet.
De paradox is dat je pas echt groeit zodra je durft te stoppen met proberen iemand te zijn. Niet omdat je dan lui wordt, maar omdat je eindelijk echt eerlijk kunt kijken: wie ben ik, los van al die beelden?

Dat vraagt moed. Want het betekent dat je niet meer leunt op bevestiging. Dat je niet meer zegt wat goed klinkt, maar wat waar is. En dat je soms even niet weet wie je bent, omdat je bezig bent om dat te herontdekken.
Ergens diep vanbinnen weten we het allemaal: echt zijn voelt rustiger. Je hoeft niets meer te bewijzen. Je hoeft alleen aanwezig te zijn. En dat is genoeg.
Hoe je terugkomt bij jezelf
Het is niet iets dat je in één dag verandert. Maar kleine dingen maken al verschil:
- Merk op wanneer je toneel speelt. Wanneer zeg je iets om aardig gevonden te worden, in plaats van omdat je het meent?
 - Zeg een keer: “ik weet het niet”. Je hoeft niet altijd een mening klaar te hebben. Onzekerheid is menselijk.
 - Wees eerlijk over wat je leuk vindt. Niet wat hoort, niet wat goed staat, maar wat jou écht plezier geeft.
 - Wees eerlijk over je gevoel op de vraag 'hoe gaat het met je?'. Niet zo best, en dan moet je eens opletten wat er gebeurt.
 - Kies je gezelschap bewust. Breng tijd door met mensen bij wie je niet hoeft te doen alsof.
 - Durf stil te zijn. In stilte merk je vaak pas hoe druk het toneelstuk in je hoofd is — en kun je kiezen om even af te stappen van het podium.
 - Oefen met 'nee' zeggen. Niet uit koppigheid, maar omdat elke 'nee' die klopt, ruimte maakt voor een echte 'ja'.
 - Let op je taal. Woorden als ‘moeten’, ‘horen’, ‘altijd’ en ‘iedereen’ zijn vaak signalen dat je vanuit verwachting leeft, niet vanuit keuze.
 
Het gaat niet om egoïsme of onverschilligheid. Het gaat om autonomie. Om jezelf serieus te nemen, zonder anderen te vergeten. Wie echt zichzelf is, hoeft niet hard te roepen wie hij is. Die straalt vanzelf rust uit.
En het mooie is: hoe meer jij jezelf toestaat om echt te zijn, hoe veiliger anderen zich voelen om dat ook te doen. Echtheid werkt aanstekelijk. Mensen voelen het wanneer je niet bezig bent met indruk maken, maar gewoon aanwezig bent. Dat schept vertrouwen. En uiteindelijk ook verbinding.

De vrijheid om jezelf te zijn
Alan Watts zei het prachtig: “Waking up to who you are requires letting go of who you imagine yourself to be.”
Dat loslaten is niet makkelijk. Je laat een deel van je zekerheid los. Je kunt je zelfs even leeg voelen. Maar daar, in die leegte, ontstaat ruimte. Voor iets echts. Voor een manier van leven die niet gestuurd wordt door angst of beeldvorming, maar door gevoel en vertrouwen.
Het vraagt dat je jezelf toestaat om mens te zijn. Met tegenstrijdigheden. Met twijfels. Met dingen die niet in een profiel passen. Misschien is dat wel de meest volwassen vorm van vrijheid: niet langer proberen iemand te zijn, maar gewoon kunnen ademen in wie je bent.
Je hoeft niet iemand anders te worden. Alleen stoppen met doen alsof.











